Skip to main content

Full text of "Heilige lofzangen en geestelijke liederen voor De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in Nederland"

See other formats


M- 


o»  2 


istorian's  Office  Library 


V. 


The  Church  of  Jesus  Christ 
of  Latter-day  Saints 

-»  'ini. 

#2    ' 


dy/^s&tey       */fs-&<9dé^, 


/?&■ 


o 


2.v 


5 


f 


-^£r 


Heilige  Lofzangen 


GEESTELIJKE  LIEDEREN. 


Heilige   Lofzangen 

EN 

Geestelijke    Liederen 

VOOR    DE 

Kerk  van  Jezus  Christus 

VAN    DE 

HEILIGEN  DER  LAATSTE  DAGEN 

IN  NEDERLAND. 


AMSTERDAM     1884. 


VOORREDE. 


D, 


'e  Heiligen  in  Nederland  zijn  reeds  langen 
tijd  begeerig  geweest  naar  een  zangboekje,  geschikt, 
om  naar  de  behoefte  van  hun  hart  te  kunnen  zin- 
gen. Zij  toch,  die  gekomen  zijn  tot  het  Nieuw  en 
eeuwig  Verbond,  die  door  het  licht  der  eeuwige 
Waarheid  beschenen  zijn,  en  door  den  Geest  des 
Heeren  meer  en  meer  mogen  verlost  worden  van 
de  dwalingen  en  leeringen  der  menschen,  zij  wen- 
schen  die  Verlossing  te  bezingen ;  en  niet  alleen 
deze,  maar  ook  hunne  aanstaande  Verlossing  uit 
Babyion  en  niet  minder  hunne  eeuwige  Verlossing 
en  Zalige  toekomst. 

't  Is  ons  tot  blijdschap,  thans  eene  kleine 
verzameling  gereed  te  mogen  hebben,  en  wij  wen- 
schen  van  harte,  dat  we  er  later  nog  een  grootere 
bundel  aan  toe  mogen  kunnen  voegen. 

P.    J.    LAMMERS, 
Zendeling. 
Amsterdam,  1884. 


HISTORWWS  0FF1G£  LIBRARX 

Th»  Church  of  Jmus  Chris!  of  Lstter-diy  Sshiti 


A*/3 


Digitized  by  the  Internet  Archive 

in  2012  with  funding  trom 

Corporation  of  the  Presiding  Bishop,  The  Church  of  Jesus  Christ  of  Latter-day  Saints 


http://archive.org/details/heiligelofzangenOOunse 


LIED  i 

Wijze :  Opstandingsl. 

xJq  morgen  daagt  en  de  schaduw  vliedt, 
Onthuld  is  de  Standaard  van  Sion,  ziet; 
Daar  is  reeds  't  begin  van  dien  schoonen  dag, 
Als  nimmer  de  wereld  te  voren  zag. 

"Wolken  der  dwalingen,  zij  verdwijnen, 
De  zonne  des  Heils  gaat  heerlijk  schijnen  ; 
Het  licht  der  waarheid,  zoo  vol  macht, 
Komt   over   de  volken  met  groote  kracht. 

De  volheid  der  heidenen  gaat  reeds  in, 
En  Israëls  Zege  heeft  een  begin ; 
Verlost  van  de  schuld  —  kom  ziet  het  aan ! 
Zal  Juda  straks  naar  't  land  Kana'an  gaan. 

Jehova  spreekt,   —  kom  geeft  Hem  gehoor ! 
Merkt  op  nu  gij  allen,  verleent  Hem  Uw  oor; 
En  ziet,  hoe  als  Bonds-God  Hij  zich  openbaart 
En    zijn  kindren  uit  alle  volken  vergaart. 

Ja,  't  eeuwig  licht  breekt  helder  door 
En  Sions  kindren  —  zij  geven  gehoor, 
Zij  gelooven  Zijn  Woord,  en  verheffen  hun  stem 
En  zingen  tot  eere  en  glorie  van  Hem. 

»    ^     -a    « 


—  S  — 

LIED  2- 

Wijze:  Ps.  66. 

I~ioe  zal  ik  U  naar  waarde  prijzen, 
O,  lieve   Vader!  in  Uw  Zoon: 
Voor  al  d'  ontelbre  gunstbewijzen, 
Die  G'  voor  me  uitstort  van  Uw  troon  ? 
Dat  licht,  die  waarheid  en  dat  leven, 
Waarvan  ik  deelgenoot  mag  zijn ; 
Ja  —  alles  hebt  Gij  mij  gegeven  ! 
Dat  'k  nimmer  nu  ondankbaar  schijn. 

Maak  mij   getrouw,  o  Heil'ge  Vader! 

Dat   'k  U  ter  eere  leven  mag, 

En    nooit  mijn  hart  in  onspoed  klage, 

Maar  vroolijk  zij,  met  diep  ontzag. 

Dat  'k  nooit  Uw   Heil'gen  Geest  bedroeve^ 

Maar  naar  Zijn  roepstem  luist'ren  mag; 

Die    roepstem,  die  mij  leidt  ten  goede 

En  mij  mijn  plicht  leert  al  den  dag. 

Wil    in  Uw  lieven  Zoon  mij  hooren,  — 
Mijn  Vader,  die  mij  mint  in  Hem, 
In  wien  Gij  mij  hebt  weêrgeboren,  — 
En   'k  ook  mag  hooren  Zijne  stem. 


—  9  — 

Dank,  Vader '  dank  voor  die  genade, 

Ontvang  dien  dank  in  Uwen  Zoon, 

Tot  dat  'k  eens  op  volmaakte  wijze 

ü  danken  mag  voor  Uwen  troon. 

H.  H.. 

LIED  3. 

Wijze:  Oostenrijksch  Volksl. 

«J  ezus  is  de  goede  Herder, 
Die  voor  Zijne  schapen  stierf, 
En  voor  ben  het  eeuwig  leven, 
Aan  het  kruishout  eens  verwierf. 
Even  als  de  Herder  roept  Hij 
Zijne  schaapjes  een  voor  een  ; 
Zoo   gij  hoort  naar  Zijne,  stemme,      / 
Brengt   Hij  naar  Zijn  wei  U  heen.      ; 

Niet  in  't  Babyion  van  onrust, 
Of  in  Mesech's  woestenij,  — 
Maar  aan  Sions  dierbre  stranden 
Is  die   zachte  vruchtb're    wei. 
Kom,  trekt  allen  met  ons  mede ! 
Is   het  U  om  God  te  doen, 
Luistert  dan  ook  naar  Zijn  bede:       i 
„Gaat  uit   Babel,  wilt  U  spoên!"      \ 


.Zalig  zal  het  ons  dibr  wezen, 
Nu  reeds  vóór  er  J*us  is ! 
Maar  toch  duizendmalen  meer  nog, 
Eens  aan  Zijne  zaalge  disch. 
Lieve,   dierbre    Jezus !  breng  ons 
Spoedig  waar  Gij  zelfs  eens    zijt! 
En  dat  ras  de    tijd  mag  komen,        1 
Die  ons  met  Uw  komst  verblijdt.      I 


bis 


•i-*-i- 


LIED  4- 

v_y,  Jezus!  Gij  gever 
Van  wat  ik  geniet, 
Ontvang  thans  het  offer, 
Dat  Uw  kindeke  biedt. 
Voor  immer  en  altijd 
Zingt  mijn  hart  van  Uw  naam, 
Uw  goedheid,  Uw  grootheid, 
En  liefde  te  zaam. 

'k  Gedenk  steeds  met  blijdschap 
De  heuglijke  dag, 
Toen,  koud  als  December 
In  duisternis  ik  lag 


—  11  — 

En  de  stem  Uwer  knechten 
Mij  zaligheid  bracht; 
En  ik  als   verloste, 
Erkende  Uw  macht 

Thans  ben  ik  gebonden 
Aan  Jezus  zijn   zaak ! 
Hem  heb  ik  gevonden  ! 
Dat  'k  nu  nooit  Hem   verzaak! 
Zijn  Geest  zal  mij  schragen, 
Geleiden  aan  Zijn  hand, 
Om  m'  eenmaal  te  brengen 
In  Sion,  Gods  land. 


LIED  5- 

xVom  Heil'ge  Geest!  daal  neder, 
Als  op  het  Pinksterfeest! 
Maak  veler  harten  teeder, 
Daal  neer,  o  Heil'ge  Geest! 

Hoe  zijn  nog  veler  zinnen 
Naar  't  aardsch'  slechts  heen  gericht; 
Kom  goede  Geest  daar  binnen, 
Maak  al  het  duistre  licht. 


—  12  — 

Leer  hen  den   Heiland  kennen, 
Hem  dienen  meer  en  meer! 
Doe  aan  Zijn  dienst  hen   wennen, 
Dien  kiezen  keer  op  keer ' 

Doe  hen  den  Vader  eeren, 
Die  in  Zijn  Zoon  slechts  mint ; 
Wil  hen  tot  IJ   bekeeren, 
Maakt  Hemelsch  hen   «jjezind. 


LIED  6- 

Wijze:  „Weet  gij  hoeveel  sterren  kleven?" 

J_Jat  ons  hart  U  mag  behooren, 
Dierbre  Jezus !  voor  altijd  ! 
Dat  Gij  ons  hebt  weêrgeboren 
En  het  hoogst  geluk  bereid: 
O !  dat  doet  ons  harte  juichen, 
Doet  ons  smeeken :  ,. Trouwe  Heer, 
Geef  dat  w'U  steeds  dank  betuigen, 
En  ons  hart  U  love  en  eer  ! ' 

Dat,   dat  geeft  ons  vreugd  van  binnen, 
Stille  rust  en   vree  voor  God, 
Als  w'aan  Jezus  hart  en  zinnen 
Toebetrouwen :  heel  ons  lot. 


—  18  — 

Als  wij  aan  Zijn  hand  zoo  wand'lon, 
Luisterend  r.aar  Zijn  liefdestem, 
Worden  ween  in  wil  en  hand'len, 
Eén  in  geest  en  macht  met  Hem. 

Niemand  minde  ooit  zoo  teeder, 
Als  die  trouwe  Heiland  doet; 
Niemand  was  tot  hulp  gereeder, 
Trekkend'  door  een  liefdegloed. 
Hij  ontvangt  ons,  arm  van  geeste, 
Deelt  met  ons  Zijn  erfenis, 
Maakt  in  's  Vaders  huis  de  meeste, 
Wie  hier  aller  dienaar  is. 


LIED  7. 


Zjoete  nacht,  zoete  nacht, 
Als  de  dag  weer  is  volbracht! 
Liefdrijk  God,  Gij  zaagt  nog  weder 
Op  ons  van  den  Hemel  neder ; 
O,  bescherm  ons  door  Uw  macht, 
Nu  ook  weder  in  deez'  nacht. 

In  den  racht,  in  den  nacht 
Houdt  Gij  over  ons  de  wacht. 
Uwe  hand  zal  ons  bewaken, 


—   14  — 

Leed   kan  ons  dan  nooit  genaken; 
In  Uw  hoede  rust  men  zacht, 
Ook  zelfs  in  den  bangsten  nacht. 

Na  den  nacht,    na  den  nacht. 
Die  ons  in  het  grat  verwacht, 
Zal    de  schoonste  morgen  rijzen, 
Die  ons  wekt  om  God  te  prijzen; 
Nadat  ons  werk  is  volbracht, 
Volgt  geen  nacht,    volgt    geen  nacht. 

LIED  8. 

Wijze:  Pa.  118. 

tOtraks  groeten  wij  de  JSionsstraudeu 
En  tarten  wind  en    goltgeklots; 
Verbroken  zijn  de   vroeg' re  banden, 
Wij  hijgen  nu  naar  berg  en   rots. 
Wij    zwerven,    waar  de  wimpels    weemlen, 
Op  d'  aden1  tocht  van   Hem,  die   leeft, 
Van   Hem,  die  't  Sion  der   verlossing 
Aan  ons,  Zijn   volk,    geschonken  heeft. 

Hij  heeft  nog  nooit  een  hart  bedrogen; 
De   hoop  maakt  sterk,  t'  geloot   verwint; 
Het  doel  blinkt    heerlijk  in  onz'  oogen 
Ook  waar  de  weg    in  nacht  be<rint. 


—  15  — 

Er  wacht  een   haven  ons  na  t' zwerven: 
Wij   ankren   in  der    Eeuwen  rots, 
Zoo    w'  Uw    gemeenschap  nimmer  derven, 
O  eeuw'ge   een'ge  Zone  Gods  ! 

O  kom!  o  schraag  dan  onze  schreden, 
Maak  zelve  onze  enkels  vast: 
Doe  ons  gemoedigd    voorwaarts  treden, 
Totdat  ons  Uwe    komst  verrast. 
Dan  is  vergeten  alle  lijden, 
En  eeuwig   zullen  wij  U  zien; 
En  die  ons  nu  zoo  fel   bestrijden,' 
Zij  zullen  voor  Uw  aanschijn  vliên, 

LIED  9- 

Wijze  :   Lieve  Heiland.  * 

VV  eest  gezegend,   trouwe  boden, 
Die  in  't  afgelegenst  oord. 
Tot  de  blinden  en  de  dooden 
Nadert  met  God?  vrede-woord ! 

Dringt  al  verder  in  deez'  landen' 
Van  ellend'  en  duisternis; 
Harten,  die  van  liefde  branden, 
Zijn  van  't  heerlijkst  loon  gewis. 


—  16  — 

Heft  kloekmoedig,  vol  vertrouwen, 
Christus'  kruisbanier  omhoog ! 
Laat  de  Heid'nen  Hem  aanschouwen! 
Dat  heel  d'aard   Hem  kennen  moog! 

Die  u  uitzend  geeft  u  't  wapen; 
In  Hem  vindt  g'uw  kracht  en  moed ; 
"Want  geen  wolf  verschrikt  de  schapen, 
Die  de  trouwe  Herder  hoedt. 

Liefde  dringt  en  blijft  u  leiden; 
't  Rein  verlangen  vuurt  u  aan, 
Om  te  doen  aan  d'arme  heiden, 
Wat  de  Heer  u  heeft  gedaan. 

Moog  u  d'aard  geen  eer  bewijzen. 
Beter  kroon  wordt  u  bereid, 
Als  de  wereld  God  zal  prijzen, 
Vol  van  's  Heeren  heerlijkheid. 

Nader,  dag  der  vreugde,  nader ! 
Schenk  uw  boden  't  heerlijkst  loon! 
Zegen  alle  volken,  Vader! 
Dat  z'U  kennen  in  Uw  Zoon! 

Broeders,  't  zal  niet  lang  meer  duren 
Of  d'onschat'bre  tijd  is  daar, 


17 


Dat  gij  binnen  Sions  muren 
Ziet  de  ganseh  verloste  schaar. 


LIED  10. 

Wijze :    Opstandingsl. 

In    welk  een  oord   men  Broeders  vindt, 
Men  ziet    hen  allen  eensgezind; 
Hun  aller  lust  en  levqn 
Is:  Jezus  aan  te    kleven. 

Zij  alleu  zijn    in  Jezus  een 

En  hier  en     namaals  lotgemeen ; 

Zij  allen  zijn  te  gader, 

Het  kroost  van  ée'nen  Vader. 

Zij  naderen  tot   éénen    Troon, 
Tot  éénen  God,    door  ée'nen  Zoon ; 
Van    allen  zijn  de  zonden 
Verzoend  door  Jezus  wonden. 

Zij  allen  hebben  e'e'nen  zorg, 
En  één  belang.   Dezelfde   Borg  — 
Hun    Heiland,  hun  behoeder  — 
Is  aller  oudste  Broeder 


LIED    11. 

Beveel  gerust  Uw  wegen, 
Al  wat  U    't  harte  deert, 
Der    trouwe    hoed'  en  zegen 
Van  Hem,   die  't  al  regeert. 
Die  wolken,  lucht  en  winden 
Wijst   spoor   en  loop  en  haan, 
Kan  ook  wel  wegen    vinden. 
Waar  langs  Uw  voet  kan  gaan. 

Den  Heer  moet  gij    vertrouwen, 
Begeert  gij  d'  uitkomst   goed; 
Op  Hem  Uw  hope  bouwen 
Bij  alles,  wat  gij  doet. 
Niet  lang  zal  't  lijden  duren! 
Draagt  nog  een  poos    uw  kruis ! 
Wellicht  slechts    weinig   uren 
En  eeuwig  zijt  gij   thuis. 

Wel  kan  Zijn   hulp  vertragen, 
En  't  schijnt,    of   in  den  nacht 
Geen  licht  voor  U  zal  dagen, 
Alsof  geen  troost  U  wacht. 


—   19  — 

Doch eens  geeft    Hij  de  palmen 

U  Zelf  in  uwe  hand. 
En  gij  zingt  vréugde-psalmen 

In  't  eeuwig  Vaderland. 


LIED  12- 

xJq  dorre  vlakte  der  woestijnen 
Zal  zich  verblijden,  eindeloos, 
De  zandzee  zal  herschapen  schijnen 
En  bloeien  zal  zij  als  een  roos, 
Zij  zal  van  heil'ge  vreugde  beven, 
Doortint'len  van  een  heerlijk  leven, 
Dat  nimmermeer  verwelken  zal ; 
Zij  zal  de  wonderen  des  Heeren 
Aanschouwen,  en  Zijn  grootheid  eeren 
Met  jubelend  triomf geschal. 

LIED  13- 

Wijze :  „Juicht  aarde"  enz. 

„omt  nu,  looft  Emanuëls  naam, 
reest  en  erkent  Hem,  al  te  zaam, 
L.om,  ziet  Zijn  glorie,  zingt  Zijn  lof, 
ïn  volgt  Hem  naar  het  Hemelhof! 


20 


Komt  dan,  gij  kindren  van  het  licht, 
De  Geest  en  Bruid  brengt  u  bericht; 
Komt  panden  Zijner  lield'  en  trouw 
Tot  Hem,  Die  u  verlossen  wou. 

Komt  in  Zijn  schaapskooi  door  den  doop; 
Daardoor  ontvangt  g'  een   vaste  hoop, 
Genade,     vrede  wordt  Uw  lot, 
Geschonken  door  een  liefd'rijk  God. 


LIED    14. 

Wijze:  het  Engelsche  Yolksl.  (gewijzigd.) 

Is  lijden  hier  uw  deel. 
Mijn  ziel !  vergeet  toch  niet  : 
Uw  Jezus  ging  u   voor. 
Treft  u  soms  veel  verdriet 
Denk  :   't  is  uit  lield'  alleen; 
Want  kreegt  ge  steeds  uw  wensch, 
Waar  moest  het  met  u  heen  ? 
Gij  zoudt  vergaan,  o,   mensch ! 

Mijn  Heiland  !  leer  m  j  zien 
Maar  vooral  gelooven; 
Geen  Satan,  hel  of  dood 
Zal  m'  ooit   U  ontrooven. 


—  21    — 

Wat  hier  mijn  deel  ook  zij, 
Gij  zult  m'  Uw  hulpe  biên  ; 
Trots  alles  wat  ik  lij, 
Zal  'k  eenmaal  toch  U  zien. 

En  —  U  te  zien,  mijn  Heer, 
Mijn  Heiland,  Borg  en  Rots, 
Wat  wenscht  mijn  ziele  meer 
In    t  woedend  golfgeklots  ? 
Kom  dan  Heer  Jezus,  kom  ! 
Rijd  haastig  op  U  w  woord  ! 
Dat  's  duivels  werk  verstom', 
En  't  heel  de  schepping  hoort! 

H.  H. 


LIED   15. 

vJ  mijn  Vader!  Gij  die  woont 
In  dat  hoog  en  heerlijk  licht, 
Wanneer  zal  ik  tot  U  komen 
En  Aveêr  zien  Uw  aangezicht? 
Daar  in  Uwe  heil'ge  woning, 
Was  mijn  geest  eertijds  geleid; 
In  mijn    eerste  vroegste  kindsheid, 
Werd  'k  gekoesterd  aan  Uw  zijd'. 


—  22  — 

Met  een  wijs  en  heerlijk  oogmerk 
Hebt  Gij  mij  op  aard  geplaatst; 
En  dat  zonder  een  herinn'ring 
Aan  mijn  eei\3te  levensstaat. 
Maar  somtijds,   een  heil'ge  fluist'ring 
Zegt  me,   'k  ben  een  vreemd'ling  hier 
En  dat  ik  ben  afgezonden, 
Van  een  meer  verheven  sfeer 

'k  Was  gewend  te  zeggen;  Vader! 
Door  Uw  Geest,  die  van  U  komt  ; 
Maar  voor  dat  der  kennis-sleutel 
Gebracht  werd,  wist  ik  niet  waarom? 
Zijn  't  in  den  Hemel  enkel  Vaders? 
Neen,  de  rede  zegt  het  klaar,  — 
Natuur  zoowel  als  d'  eeuw'ge  waarheid, 
Zegt :  'k  heb  ook  eene  moeder  daar. 


LIED  16. 

'Wijze :  Hernhutters-avondl. 

VJToedertieren  is  de   Heer! 
Heil  en  zegen  wil  Hij  geven; 
Vriend'lijk  ziet  Zijn  aanschijn   neer, 
Lichtende  ten  eeuw:ren  leven! 


Maken  wij   Zijn    werk   bekend 
Tot  des  werelds  uiterst  end; 
Dat  de  volken  zich  bekeeren 
Tot  de  heerlijkheid  de^  Heeren  ; 

Zoo  weerklink'   U  't  lofgezang, 
Lieidrijk  God  \  aau  alle  stranden  ; 
Zoo  verheug'   Uw  heil  eerlang 
Alle  volken,  aile  landen  ! 
Grond  alom    Uw   Koningrijk  ! 
Treed  den  slangenkop  in  't  slijk; 
Moog'  Uw   Woord  don  blindsten   heiden 
Weldra  tot  Zijn   Heiland  leiden  ! 


s 


LIED  17. 
Wijze:  Gez   9. 

laat  d'oogen  naar  't  gebergte  benen; 
Schoon  duisternis  zijn    kruin    omhult, 
Niet  altijd  zal  't  geloofsoog  weenen: 
Wat  God  belooid  heelt  wordt  vervuld. 
Eens  zal  de  dag  des  Heils  verrijzen, 
De  zon   hoog  aan  den   Hemel  staan ; 
Laat  elk  des  Heeren  goedheid   prijzen, 
Reeds  breekt  het  ochtendkrieken   aan! 


l'l 


O,  machtig'    evangelie- woorden! 

Spoedt  heerlijk  voort  en  overwint! 
Och,  dat    U  alle  meuschen   boorden, 
Zoo  ver  men   immer  volkren  vindt! 
Bekroon  Uw  werk  o,  groote  Koning  ! 
Uw  zachte  scepter  heersen,  alom; 
Dan    wordt  eens  aller  hart  Uw  woning 
En  heel  deez'  aard  Uw  heiligdom! 


-♦-i-ae-f—»- 

LIED  18- 
Wijze:  „Kent  gij  dat  land?-' 
zaal'ge  ure  van  gebed, 


O, 


Gij  rukt  mij  uit  der  zorgen  net. 
Gij  leidt  mij  tot  mijns  Vaders  troon, 
Den  Helper,  groot  in  trouwbetoon. 
Die  voor  Zijn  kind  tot  troost  gereed. 
Mijn  nooden   kent,   mijn   krachten   weet. 
En  bij  mijn  werk  en  strijd,  tot  staf 
U,  ure  des  gebeds.  mij  gat. 

O,   uur  van  zoetheid,  biddenstijd! 
Mijn  sabbat  onder  werk  en  strijd, 
Blijf  immer  sterken  mijne  ziel 
Waar  hier  in  Babel  m'  t'  al  ontviel ! 


Tol  ik,  op  Jezus  woord  gereed, 
Mijn  tent  s  saamrol  als  een   kleed  ; 
En  dan  mijn   voet  zei  aan  du  kust. 
Van   't  eeuw'are   Vaderland  der  rust. 


LIED  19- 

J_A'    Geest    uit    de    hoogte,  als  vuur  en  als 

vlammen, 
Vervult  aller  harten  met  heilige   lust; 
Zij   gevoelen  met  vreugd'  en  juichen  te  zamen, 
Dat     d'    kracht    des    Almachtigen    steeds  op 

hen  rust. 
Koor:   Komt,    zingt  dan   vereenigd,   op  hei- 
lige   toouen 
,.Hozanna,     Hozanna    den  Vader  en  Zoon!:' 
Die   waren,  en    zijn,  en    eindeloos  hlijven 
Koningen  op  hunnen  eeuwigen   troon. 

Het  hart   is  vervuld    met  een    edel  gevoelen, 
Een  onwederstaanbare  geestlijke  kracht 
Geen    kracht    van  den   booze,  geen  ijdel  be- 
doelen, 
Gods     Geest    heerscht    in   allen,   zoo   lieflijk, 

zoo  zacht. 
Koor  :  Komt,  enz. 


._   2:5   — 

Vervuld  van  Profetische  geest  en  in  tongen. 
Wordt  overal  gepreekt  het  Eiemelsche  Woord; 
De  eer  onzes  Gods  wordt  in  lied'ren  bezongen 

En  krachten  en  gaven  gaan  immer  steeds  voort. 
Koor  :  Komt,  enz. 

O,  mochten  wij  allen  de  waarheid  verkonden 
En    toonen    bezield  met    Gods  ijver  te  zijn  ; 
Wij  zouden  hun  preêken  met  juichende  monden» 
„De  Heer    noodt  U  allen   de  Zijne  te    zijn." 
Koor:  Komt,    enz. 


LIED  20. 

Wijze  :  Mijn  Heiland  heeft  Zijn 
bloed  geplengd. 

JVlijn  hart  is  sterk  door  Jezus  macht 

En  zingt  gerust  en  blij  ; 

Mijn  trouwe   Heiland   houdt  de  wacht, 

Zijn  liefde  waakt  voor  mij. 

Ja,  Jezus,  ja,  In  Uw  gena,  Is  al  mijn  vrede 

en   kracht ; 
Mijn    hart    hebt  gij,  En    in   U    vrij,  Zing  ik 
in  storm  en  nacht. 


—  27  — 

Weest,  broeders,  zusters,  meê  verblijd, 
Zingt  vroolijk,  dankbaar  meê ; 
't  Geloofslied,  zelfs  bij  zorg  en  strijd, 
Geeft  moed  en  zielevreê, 
Ja,  amen,  ja,  Ons  is  gena 
Ontferming  ons  geschied  ; 
In    Jezus   vrij,  past  u  en  mij,  Der  kind'ren 

vreugdelied. 


T 


LIED  21- 

Wijze :  Ps.  36. 

riomf!    de   Heer  volbrengt  Zijn  werk; 
Zijn  arm,  der  boozen  macht  te   sterk, 
Blijft  zeegnend  dat    bewaken. 
Wij  zijn  Zijn  lichaam,  Hij  ons  hoofd; 
De  Heer  zal  doen  wat  Hij   belooft 
En  nooit  Zijn  werk   verzaken. 
Het  nevelgrauw  der  dwaling   week, 
De  nacht  van  't  ongeloof  bezweek, 
Het  Sion  is  herboren; 
De  bron  der  waarheid  vloeit  thans  weer! 
Op,  Gods  gemeente !   looft  den  Heer, 
Laat  d'aard  Uw  danklied  hooren! 


J 


—  28  — 

LIED   22. 

Wijze :  ,,Zouden  wij  ook  eenmaal  komen. 

(Gewijzigd.) 

ezus  is  miju    Heer  en  Koning, 
Die  m'  in  Sion  Zelf  een   woning, 
Aan  Zijn  hart  een  plaats  bereidt. 
Nog  een   luttel  aantal   dagen, 
En  het  uurtje  is  geslagen, 
Dat  mij  Zijne  komst  verblijdt. 

O,  hoe  zal  het  mij    dan    wezen, 
Als  ik,  zonder  Hem    te  vreezen. 
Eeuwig  bij  Hem  wezen  mag! 
Vrij  van  zonde,    vrij  van  zorgen, 
Eeuwig  in  Zijn  tent   geborgen; 
In  Zijn  lichtglans  nacht  en  dag! 

Niets  kan  dan  dien  glans  verdooven; 
Niets  m'  ook  ooit  mijn  kroon   ontrooven, 
Niets    m"  ontrukken  aan  die  vreugd. 
Vergeten  is  dan  alle   sraarte: 
Want  blijdschap  slechts   vervult  het  harte 
En  eeuwig  is  de  ziel  verheugd! 


—  29  — 

LIED  23. 

Juicht,  heil'geu  juicht,  wij  trekken   op  naar 

Sion  ! 

Zingt,  heil'gen,  zingt  van  dat  vrij  en  heer- 
lijk land  ! 

Juicht,  heil'gen,  stelt  in  Israël?  God  ver- 
trouwen ! 

Hij  zal  ons  leiden  door  de  kracht  van  Zijne  hand  ! 

Lang,  al  te  lang  leefden  wij  hier  in  zorgen, 
Tot  door  Godes  gunst,  de  weg  geopend  is  : 
d' Hoop  licht  ons  voor  en  toont  den  blijden  mor- 
gen ; 
Laat  ons  vergeten  de  vroeg' re  droefenis. 


Zie,  zie  der  wereld  't  oordeel  reeds  bedreigen  ; 
Kamp  en  jammeren  komen  meer  en  meer; 
De  overheerschers  zullen  weldra  zwijgen, 
En  storten  van  hun  troonen,  spreekt  de  Heer. 

Komt  spoedt  u  dan  naar  Sionsvruchtbre  dalen; 
Komt    richt   uw   schreên   naar    den  Tempel 

van  den  Heer; 


-   30 

Komt  dan  en  hoort  in  Sions  blijde  zalen, 
Efraïm's  kinderen  zinden  tot  Gods  eer. 


Weg,  naar  die  gindsche  trotsche  hooge bergen! 
Weg  ver  van  hier,  naar  het  westelijke  dal! 
Weg    naar    het    land    waar    held' re   beeken 

stroomen 
En  elk  getrouwe  gezegend  worden  zal. 

Zingt,  zingt  dan  luid  een  lof  lied  ter  aanbid- 
ding ; 
Ja,  zingt  dan  luid  tot  eer  van  onzen  God! 
Dank  Hem,  mijn  ziel,  voor  al  Zijn  zegeningen, 
En  voor  't  bereiden  van  Uw  zalig  lot. 


Juicht,  heilgen,  juicht,   wij   trekken  op  naar 

Sion  ! 
Zingt,    heilgen,    zingt  van  dat  vrij  en   heer- 
lijk land  ! 
Juicht  heilgen  !  stelt  in  Israëls  God  vertrou- 
wen, 
Hij  zal  ons  leiden  door  de  kracht  van  Zijne  hand. 


m 


—  31 

LIED  24. 

Wijze :  De  Leste  vriend, 

i~ioe  heb  ik,   dierbre   Heiland, 
U  noodig   t'   allen   tijd, 
U,  die  alleen   miju   Herder, 
Mijn   hulp  en  schuilplaats   zijt, 
Bij   U  zijn  levensstroomen, 
Bij  U  een   heilfontein; 
Zoodat,    wie  tot  U  komen. 
Voor  eeuwig   zalig  zijn 

Gij  zijt  ons,  dierbre  Jezus, 
Zoo  noodig  op  ons   pad; 
Alleen  Uw  Geest  kan  leiden 
Ons  naar  Uw  vredestad. 
Ja,  gaat  die  met  ons  mede, 
Hoe  bang  de    weg  dan   zij, 
Dan  is  in   't  harte  vrede; 
"Wij  zijn   van  doodsangst   vrij. 

Heer  Jezus  blijf  ons   noodig, 
Meer  dan  de  zonnegloed  ! 
Eu  dat  Uw  Geest  ons  eeuwig 
Voor  wau kelen  behoed' 


—  H2  — 

U  prilst  ons  hart,  ons  leven, 
Kn  eens  't  verlossingslied: 
„Gr'  hebt  't  al  aan  ons  gegeven, 
't   Is  al  voor  ons  geschied!" 


LIED  25. 

TTalleluja,    reisgenooten,     Juicht     Kmanuël 

ter  eer; 
Alles    moet  Zijn  grootheid  zingen.   Aard'  en 

Hemel  juicht  dien   Heer! 
Zaafge  tijd  van  Jezus  krooning  '  Sions  Troos- 
ter. Sions  vreugd 
Daalt  op  aard!  Kik  juich  dien  Koning  Aard 

en  Hemel  zij   verheugd, 
Amen    a.nen,  amen,  amen  :   Aard  e:i    Hemel 

juiclie   samen. 
Thans    nog   aan    Gods   rechterhand.   Is  Zijn 

CJeesr    ons   '(    onderpand, 
Dat    Hij   aan    ons    blijft  gedenken.  Aan  ons 

denken,    vreest  geen   nood 
Goëls  macht  en  liet'd  is  groot.  Niets  zal  Jezusr 

niets  zal   Jezus 
Trouwe     krenken;  Zelfs  de  dood,   zal   ons 't 
zaligst   heilüoed   schenken! 


—  33  — 

Amen,  amen,  looft  den  Heer!  Jezus  trouw 
zij   eeuwig  d'  eer ! 

Amen,  amen,  looit  den  Heer!  Jezus  trouw 
zij  eeuwig  d'  eer ! 


LIED  26. 

Wijze :   De  Heer  die  in  denHemel  woont. 

VJTod,  hoog  in  eer  en  groot  van  macht; 
Wien  lof  en   eer  wordt  toegebracht; 
Voor  wien  zich  buigt  de  Serafijn,        )    ,  . 
Die  God  wil  mij   tot  Vader  zijn.  < 

Hij,  die  geen  vogeltje  vergeet; 
Die  mijn  behoeften  kent  en  weet; 
Die  trouwe   Vader  weet  gewis:  \ 

Wat  voor  Zijn  kind  het  nuttigst  is.     I 


bis 


Geef    Heer,   dat  ik  met  iedren  dag 
U  meer  en  beter  kennen  mag  ! 
En  —  waar  'k  U  boven  alles  min, 
Voert   Gij  mij  eens  den  Hemel  in. 


}   bis 


—  34  — 

LIED  27. 

Hiere   de   man,    die    spreekt   met    Jehova ! 
De  Ziener  van  God,  Zijn  grooten  Profeet 
Wien,  om  de  opening  dezer  laatste  bedeeling, 
Nooit  een  van  Gods  oprechten  vergeet. 

Koor  : 
Heil  den  Profeet,  verrezen   ten  Hemel  ! 
Verraders  en  moord'naars  kwellen  hem  niet 

meer. 
Vereenigd    met    God,    zoekt    hij  't  heil  van 

zijn  broederen, 
't  Eeuwige  leven  ontving  hij  van  zijn  Heer. 

Blijf     steeds  hem    gedenken !    hij    stierf    alfr 

martelaar ; 
Grootelijks  gezegend  zij  eeuwig  zijn  naam  ! 
Zijn    bloed,    door    Barbaren    vergoten,    zal 

lang  nog 
Dekken    Illinois,    wijl   d'    aard    roemt    zijn 

faam. 
Koor:  Heil  den  Profeet,  enz. 

Goot  is  zijn  glorie  en 't  Priesterschap  eind'- 

loos, 


—  35  — 

Hij  is  het,  die  eeuwig  de  sleut'len  bewaart. 
Vorsten    en    volk'ren    zullen  hem  dienen  en 

eeren, 
Wijl    hij    is  onder    de    grootste   profeeten 

geschaard. 
Kook  :     Heil  den  Profeet,  enz. 

Opoffering    bereidt    ons    den  zegen  des  He- 
mels ; 
Zij  schenkt  ons  eeu  plaats  aan  den  Heiland 

Zijn  disch. 
Maar  Josephs'  vervolgers,  wacht  een  droeve 

vergelding, 
Want    zijn    werk    zal    men    zien  maar  ook 
hem  zelve  gewis. 
Kook  :     Heil  den  Profeet,  enz. 


LIED  28. 

VV  ilt  's  levenstijd  steeds  recht  waardeeren 
En  zoekt,  —    wat  hier  u  zij   bereid  — 
De  zoo    verheven   taak  te  leeren: 
De    vorming  voor  de  eeuwigheid. 


—  36  — 

Koor  :   Zoekt    in    dit  leven,    Naar  't 
heil  te  streven, 
Dat  zelfs  der  eeuwen   loop  verduurt. 
Tracht  reeds  op  aarde,  Naar  hooger  waarde, 
Door  ed'le  geestdrift  aangevuurd. 

Geniet  elk  oogenblik  des  levens, 
En  plukt  er  al  de  vruchten  van; 
Maar,  matigt  die  begeerte  tevens 
Wijl  z'  nooit  uw  hart  vervullen  kan. 
Kook:  Zoekt  in  dit  leven,  enz. 

De  Godsvrucht  heilige  uw  harten! 
Vered'le  uwe  vriendschapsband! 
Zoo   kan  zij  't  woên  des   doods  zelfs  tarten, 
Gesnoerd  voor  beter  Vaderland. 

Koor:  Zoekt  in  dit  leven,   enz. 

De  deugd  veredelt  uw  vermaken, 
En  huwt  z'  aan   de  onsterflijkheid; 
Wel  verre  van  't  genot  te   wraken, 
Dat  ook  reeds  hier  ons   is  bereid! 

Koor:  Zoekt  in  dit  leven,  enz. 


■WWWa 


—  37  — 

LIED  29- 

Wijze :  Christen  mag  de  smart  des  levens. 

JDroeders,  moedig  't  kruis  gedragen ! 
Zelt'-verloochning  schenkt  genot; 
Vroolijk  'toog  omhoog  geslagen! 
't  Enge  kruispad  voert  tot  God. 
Wilt  gij  's  Heeren  schat   verwerven, 
Mede  zitten  op  Zijn  troon, 
Leert  het  tooisel  willig   derven, 
Dat  de  wereld    draagt  ten  toon. 

Broeders  'toog  omhoog  geslagen! 
't  Enge  kruispad  voert  tot  God; 
Moedig  Jezus  last  gedragen! 
Zalig  is  ons  't  wachtend  lot. 
Die  ons  kruis  geeft,  doet  ons  erven, 
Met  Zijn  Eengeboren  Zoon; 
Reikt  met   Vaderhand  na   't  sterven 
Ons  Zijn  eerkleed,  en    de  kroon. 


—  38  -- 

LIED  30- 

J-mister  en  glorie  voor  Sions  blijde  morgen, 
Vreugd  voor  het  land  dat  in  donkerheid  lag! 
Voor  immer  zwijgt  de  klacht  van  droefheid 

en  zorgen, 
Sions  triomf  begint  op  deez'  dag. 

Luister  en  glorie  voor  Sions  blijde  morgen  • 
Lang  reeds  door  Israëls  Profeten  voorspeld; 
Thans     zijn     miljoenen     ontdaan    van    hun 

zorgen, 
Heiden  en  Jood  wordt  die  blijdschap  vermeld. 

Zie  in  de  woestijn,  de  bloemen  eens  bloeien  ! 
De  bergen  en  dalen  zij  zijn  als  verheugd  ! 
Zie,  hoe  de  stroomen  daar  vlieten  en  vloeien! 
En    hoe    zelfs    de    wildernis    opspringt    van 

vreugd. 

.LIED    31. 

LJw    Naam    zij  dank,  o  Heiland  en  Heer! 
Dat  wij  nog  telkens,  en  immer  weer 
In  Uw   naam  mogen  vergadren. 
Dit  uur,   aan   Uweu   dienst  gewijd, 


—  39  — 

Moge  ons  hart  in  U   verblijd, 
Met  eerbied  tot  U  nad'ren ! 
Met  eerbied  tot  U  nad'ren ! 

't  Zij  alles  Uwen  Naam  ter  Eer, 
Eii  naar  Uw   Evangelieleer, 
Wat  uit  ons  hart  moog  rijzen! 
't  Stijg  alles  op  tot  Uwen  troon, 
Om  Vader,   U  en   Uwen  Zoon, 
En  Heil'gen  Geest  te  prijzen! 
En  Heil'gen  Geest  te  prijzen ! 

Och,  dat  ons  hart  dit   avonduur, 
Ontgloeid  door  't  heiligst  liefdevuur 
Zich  aan  Uw  dienst   moog'  wijden! 
Woon  in  ons  midden,  liefd'rijk   God  ! 
Zoo  zal  ook  nu  het  reinst  genot, 
Uw  liefde  ons  verblijden. 
Uw  liefde  ons  verblijden. 

Dan  heffen  Broeders,  Zusters  saam 
Straks  vroolijk,  blijde  lied'ren  aan 
Tot  lof  des  Nooit  Volprezen', 
En  zingen  vroolijk,  blij  te  moê, 
Hun  Goël  eenen  lofzang  toe; 
Dat  groot  en  eeuwig    Wezen! 
Dat  groot   en  eeuwig  Wezen. 


—  40  — 

LIED  32. 

Wijze:  Weet  gij  hoeveel  sterren  kleven. 

ï~. left  aan,  verheugt  u  al  te  zamen, 
t  Is  God,  die  trouw  Zijn  volk  bewaart ; 
Geen  onzer  ziet  zich  ooit  beschamen. 
Zoo  hij  slechts  op  zijn  Heiland  staart. 
Mij,  die  ons  vrede  en  heil  bereidt,    / 1  • 
Leeft  en  regeert  in  eeuwigheid.         I 

Zij  trekken  reeds  in  alle  landen, 
Gods  boden  met  een  heilgen  last; 
Zij  vreezen  folt'ring,  strijd  noch  banden, 
Maar  houden  zich  aan  Jezus  vast, 
Trots  de  verdrukking,  zijn  zij  sterk  fi,-,. 
Omdat  zij  werken  's  Heeren  werk.    *■ 

Reeds  zeegnen  duizenden  van  tongen 
U  voor  de  gif c  van  Uw  Profeet; 
Ver  is  Uw  werk  reeds  doorgedrongen 
O,  Koning!  die  aan  't  kruishout  leedt! 
't  Vergeten  eiland  hoort  Uw  Woord,  )  v  • 
Uw  lof  weerklinkt  in  Zuid  en  Noord.  ( 

Nabij  of  ver,  —  wij  zijn  verbonden; 
Eén  Heer,  en  e'én  geloof,  e'e'n  doop, 


41 


Eén  geest  is  hier  door  ons  gevonden 
En  één  is  aller  liefd'  en  hoop; 
"Wij  bidden  en  wij  danken  saam        ) ,  . 
Tot  God,  met  d'  eenen  Vadernaam,  ( 

Verheft  den  Heer!  Zijn  dag  komt  nader  ; 

Eén  kudd',  één  Herder  is  beloofd; 

De  volken  buigen  zich  te  gader 

Voor  Jezus  Christus  aller  Hoofd! 

Och  !  of  die  heildag  haast  verscheen,    j ,  • 

Dan  worden  aard  en  Hemel  één  i 


LIED  33- 

VV  ij  danken  U  Heer  voor  Uw  profeet, 
Dien    g'  ons    schonkt    in   deez'  laatsten  tijd. 
Wij     danken    U  voor    't  eeuwig  Evangelie, 
Dat  thans  onze  harten   verblijdt. 
Wij  danken  U  voor  al  Uwe  liefde, 
O  Vader,  die  Gij  ons  steeds   biedt ; 
Wij  weten,  dat  wat  ons  ook  griefde,      ) .  . 
Uw  goedheid  als  stroomen  steeds  vliet.) 

Als  het  nietige,  aardsche   gewemel 
En  vrees  ons   vertrouwen   verstoort, 


—   42  — 

Dan  blikken  wij  op  naar  den  Hemel 

Tot  U,  Vader,  die  altijd  ons  hoort 

Wij  twijfelen  niet  aan  Uw  trouwe, 

Want  die  toch  is  eindeloos  groot; 

Geef,  dat  ik  dan  steeds  op  U  bouwe,    )  , . 

Die  Uw  bloed  zelfs  voor  ons  vergoot.  ) 

Wij  prijzen,  o  Heer,  Uwe  waarheid 

Ook  zelfs  in  den  donkersten  nacht ; 

Verheugen  ons  in  't  rein    Evangelie, 

't  Welk  zegen  en  heil  ons    aanbracht, 

Zoo  gaan  w'  voort  tot  d'  eeuw'ge  volmaking, 

Die  d'  oprecht  geloovige  wacht, 

Wijl  zij,  die  verwerpen  deez'  boodschap,)  ,. 

Zullen  komen  in  een  duisteren    nacht.   ) 


LIED  34. 

Wijze:  „God  sprak"  enz. 

J_,ooft   God,  o  Broeders,  zijt  verblijd 
Van  Zijnen    Herneltmon, 
Zag  Hij  ons  aan  in  Zijn  geuaa 
En  zond  ons  Zijnen  Zoon. 


—  43  —  . 

Hij    bracht  door  Zijner  waarheidskracht, 
En  door  Zijn  rein  gebod  : 
Het  zonnelicht    in   plaats  van    nacht 
En  ons  terug  tot  God. 

Hij  zegevierde  over  dood, 

En  hel  en  helsche  macht ; 

Nu  wacht  Gods  volk,  ontzet  van   nood, 

Een  eeuw'ge  blijde  dag. 

Hij  opent  ons  weldra  de  deur, 
En  wij,  — •  wij   zijn  bereid! 
O,  Broeders,  groot  is  ons  geluk ! 
Looft  God  en  zijt  verblijd. 


LIED  35- 

Wijze:  Ps.  68.  (gewijzigd) 

Wees  niet   vervaard,  gij    kleine  stoet! 
Hoe  luid  des  vijands  overmoed 
Zijn  zegelied  doe  klinken; 
Hij  rekent  op  uw  ondergang,  . 
Maar  voedt   dien  ijd'len  waan  niet  lang! 
Laat   dus  den  moed  niet  zinken! 


44 


't  Is  Godes  zaak,   waarvoor  gij  strijdt! 
Op  Hem  gehoopt,  vertrouwt  altijd; 
Laat  rustig  God  regeeren  ! 
Zijn  liefd',  in  Christus   eind'loos  groot, 
Zal,  daar  Hij  hulp   beschikt  in  nood, 
Zijn  Woord   doen  triomfeeren 

Ons  heeft   de  Heiland   vergewist, 
Dat  aller  boozen  macht  en  list 
Niet  ons,   maar  hen  zal  krenken. 
Hun  roem    verkeert  in  hoon  en  spot; 
God  is  mot  ons  en  wij  met  God, 
Hij  zal  de  zeeg'   ons  schenken 


LIED  36. 

Wijze:  Oostenr.  Volkslied. 
eils-toezegging  is  ons  't  teeken 


H 

Sion,   van  Uw  majesteit. 

Hij,  Wiens  trouw  geen  macht  kan  breken, 

Heeft    U  glorie  toegezeid. 

God  heeft  U    zelf  uitverkoren 

En  op  eenen  rots  gegrond  ; 

U   is  ook  Zijn  heil  beschoren,         /  ,  • 

•  bis 

Naar  Zijn    eeuwig   vast  verbond  \ 


45 


's  Daags  geeft  'sHeeren   wolk  U  luister 

En  des  nachts  Zijn  vuurkolom; 

's  Heeren    licht  verdrijft  het  duister. 

Maakt  U  tot  Zijn  heiligdom. 

Hij,  de  Heer,  die  daaglijks  manna, 

Sion!  aan  Uw  kindren  gaf. 

Doet  klinken  nu,  Uw   blij   Hosanna  },. 

Tot   aan  —   neen    zelfs  tot  over  't  graf  ( 


LIED  37. 

J.k  ga  nu  op  naar  Sions  top, 
Want  ,,volg  mij"  spreekt  mijn  Koning, 
En  gaat  hier  't  spoor  woestijnen  door, 
Aan  't  eind  ligt  's  Vaders  woning. 
Maar  ook  hoe  meer  ik  nader  kom, 
Aan  't  oord  van  liefd'  en  j^iairéTd,    S^i 
Hoe  meer  van  't  hemelsch  heiligdom 
De  lichtglans  zich  ten  toon  spreidt. 

Koor:  Ons  hart   dorst  naar  Sion, 
Naar  Sion  dorst  ons  hart. 

Komt,  Broeders  mee,  naar  't  land  van  vree 

Laat  ons  te  zamen  trekken; 

En,  wie  er  vlied',  met  woord  en  lied 


—  46  — 

Tot  trouw  elkandren  wekken. 
Komt  hand  in  hand  het  enge  spoor 
Begaan  naar  Sions  wallen, 
Der  Eng  len  lied,  der  zaalgen  koor 
Zal  dra  in  't  oor  ons  schallen. 

Kook  :  Ons  hart  dorst  naar  Sion, 
Naar  Sion  dorst  ons  hart. 


LIED  38. 

Wijze:  Gez.  46. 

VJTedankt  zij  God,    Zijn  Naam  zij  d'  eer, 
Laat  elk  Hem  juichend  prijzen! 
Hij  zag  in  liefde  op  ons  neer, 
Hij  deed  het  licht  herrijzen. 

Zijn  zuiver     p]  van  gel  ie  woord 
Is  weer  tot  ons    gekomen, 
En  dit   heeft  onze  ziel    doorboord, 
Ons  harte  ingenomen. 

Des  Meeren  Woord  behoudt  zijn  kracht, 
Der  menschen  woord  moet  zwichten ! 
't  Licht,  in  Gods  Woord  den  mensch  gebracht 
Moet  eens  heel  d'  aard  verlichten. 


—  47  — 

Komt,  Broeders,  daarop  steeds  gebouwd! 

Komt   Zusters,  juich  ods  harte! 

De  Heere  en  Zijn  Woord  vertrouwd! 

Trots  alle  moeit'    en    srnarte. 


LIED  39. 

V  er  boven  't  prachtig  sterrendak 
Daar  is  een  heerlijk  oord ; 
Waar  zaalgen,  in  hun  rein  gewaad, 
God  prijzen  ongestoord. 
Het ;  „heilig,  heilig  is  de  Heer" 
Weergalmt  den  Hemel  door. 
En  hoor  —  ook  veler  kind'reostem 
Vermengt  zich  met  hun  koor. 

Kook  ;  Wij,  die  gelooven  in  Gods  Zoon, 
Wij  juichen  ook  eens   voor  den  troon ! 
En  zien  elkander  zalig  weer 
En  scheiden  nimmer  - —  nimmermeer  ! 

Hier  's  elke  vreugd  slechts  kort  van  duur, 

Doch  zoo  is  het  daar  niet. 

Daar  's  't  eeuwig  feest,   geen  scheidens-uur, 

Geen  zonde,  geen  verdriet. 

Hoe  heerlijk  toch  die  Hemelvreugd, 


—  48  — 

Ver  boven  't  aardsch  genot! 

Wie  wenscht  niet  met  geheel  zijn  hart: 

Te  deelen  in  dat  lot? 

Koor;  Wij,  die  gelooven  in  Gods  Zoon, 
Wij  juichen  ook  eens  voor  den  troon! 
En  zien  elkander  zalig  weer 
En  scheiden  nimmer  —  nimmermeer! 


LIED  40. 

J_juistert,  gij  sterv'ling,  —  st ! . . .  wees  stil ! 
Naar  de  stem  van  Cumorah  's  hil, 
Welke  breekt  de  stilte  van    't  graf 
En  legt  al  het  duist' re  ai. 
Vriend'lijk  fluistert  zij ;  „alles  is  wel  /  bis» 
Nu  is  't  de  dag  van  Israël."  I 

Het  Heidendom  regeert  niet  meer; 
't  Licht  schijnt  op  de  aarde  weer; 
Sions  licht  zal  helder  schijnen, 
Duisternis  van  d'  aard  verdwijnen. 
Engelen  en  meuschen  nu  te  zaam       1,. 
Verkonden  dit  in  Jehova  's  naam.     ' 

Troonen  wachelen,  Babels  val 
Komt  haastig  en  gewis,  dan  zal 


—  49  — 

Sions  volk  op  aard  regeeren, 

Eq  des  Satans   macht  verneêren, 

Hun  sterkste  vijand  zinkt  in  de  hel,     \    ,  . 

Nu  is  't  de  dag  van  Israël-  / 

Jezus  komt,  en  door  Zijn  stem 
Wekt  Hij  de  heil'gen  die  heerschen  met  Hem 
Hemel  en  aarde  zingen  te  zaam, 
Verhoogen   Zijn  glorie,  verheffen  Zijn  Naam. 
En  dat  elkeen  nu  vermei',  i    7  . 

DIS. 

Dit  is  de  dag  van  Israël,    < 

Sion  regeert,  de  heil'gen  zijn  vrij! 

De  dood  is  verslonden,  het  leven  bracht  Hij, 

Priesters  en  koningen  die  eeuwig  Hem  loven,. 

Vullen  de  werelden,  beneden  en  boven, 

Zingen  de  lofzang:  „alles  is  wel  i ,. 

°  &    "  f  bis. 

Nu  is    t  de  dag  van  Israël."  i 


LIED  41- 

Wijze:  „'t  Licht  des  daags." 

J— /aat  de  lampen  helder  lichten, 
Schijnend,  ook  voor  and'ren  voet; 


—  50  — 

't  Is  een  heugen  dienst  verrichten, 
Als  g'  een  zwakkeu  Broeder  hoedt. 

Koor:  Laat  de  lampen  helder  lichten: 
Heil'gen,  u  is  d'  eer  gegunt! 
Waarom  zou  een  moede  zwichten 
Dien  gij   helpen,  redden  kunt? 

Duister  zijn  der  zondedreven, 
Zwakken  steeds  ten  hangen  nacht ; 
Laat  uw  licht  haar  schijnsel  geven 
Waar  't  herouw  ontferming  wacht. 

Kook  :  Laat  de  lampen  helder  lichten,  enz. 

Broeders,  't  is  door  Gods  genade 
Dat  wij  kind'ren  zijn  des  lichts, 
Waakt  dan !  eerlang  komt  't  te  stade ; 
Haast  komt  d'  Ure  des  Gerichts. 

Kook  :  Laat  de  lampen  helder  lichten, enz. 

LIED   42. 

Wijze  :  „Waar  heen  gaat  gij  ?" 

A^egt   ons  heil'gen,  waar  heen  gaat  gij  ? 
't  Oo£  omhoog  en  hand  aan  hand. 


—  51  — 

Wij  gaan  op  des  Konings  roepstem, 
Naar  Sion,  ons  Vaderland. 
Over  zee  en  berg  en  dalen 
Gaan  wij  naar  de    blijde  zalen, 
Van  Sion,  ons   Vaderland. 


bis. 


Onheil,  storm  en  ramp   bedreigt  u! 
Zijt  gij  voor  't  gevaar    bestand  ? 
Waarom  zouden  wij  toch  vreezen, 
Als  wij  reizen  op  G-ods  command'  ? 
't  Priesterschap  zal  ons  geleiden; 
God  zal  ons  van  ramp  bevrijden,  i 
Hij  brengt  ons  in  't  Vaderland. 


Zegt  ons,  heil'gen,    wat  verwacht  gij 
Als  uw  deel  aan  't  Wester   strand? 
Gloriekroon  en  Priesterkleeding 
Bij  volharding    uit  's  Heeren  hand. 
God,  den  Heiligen,  ongezienen, 
Zullen   wij  eens  ziende  dienen        j 
ïn  Zijn  Huis,  in  't  Vaderland         \ 


bis. 


Zegt  ons  heil'gen,  mogen    wij  ook 
Met  u  trekken  naar  dat  land? 
Komt,  weest  welkom,  volgt  ons  allen, 
't  Oog  op  God,  en  hand   aan  hand' 


—  52  — 

Bij  der  Eng'len  vreugdezangen, 

Zal   de  Heer  ons  Zelf  ontvangen, ) 

In   Zijn  Huis  in  't  Vaderland.        <    bis> 


LIED    43. 

X~leel  de  wereld  ligt  in  't  duister 
Zie  mijn  ziel,  wees  stil  en  vraag: 
„Heer  vervul  uw  Woord  met  luister 
En  dat  dra  de  heildag  daag." 
Blijde  heildag,  blijde  heildag,      | 
Och  kom  spoedig,  kom,  ja  kom.  i 


bis. 


Laat  de  Indiaan  en  Neger, 

Ja,  laat  al  de  heid'nen  zien, 

Dat  'n  heerlijke  groote  redding 

Onze  God  hun  aan  komt  biên. 

't  Evangelie,  't  Evangelie  )    ,  . 

Worde  gehoord   van  pool  tot  pool.    \ 

Geef  allen,  die  nog  ziju  in  't  duister 
Spoedig,   Heer  !  Uw  heerlijk  licht 
Geef  van  de  Oosterkust  tot  't  Westeu 


—  53  — 

Hen  die  blind  zijn,  weer  't  gezicht, 
Laat  Uwlichtglans,  laat  Uw  lichtglans,  ] 
Breken  door  hun  donk'ren  nacht. 


LIED  44. 

J_Joe  wat  is  recht,  de  dag  is  aanbrekend 
Begroetend'    een    toekomst    van    vrijheid  en 

licht, 
d'    Eng'len    daarboven    zijn  zwijgend'  acht- 

gevend' 
Op  elke  hand'ling,  die  gij  hier  verricht. 

Koor:     Doe  wat  is  recht,  en  de  Heer 
zal  wel  zorgen 
Strijd    maar    voor    vrijheid    in    geest   en  in 

macht, 
En    in  geloof,  zie  maar  uit  tot  den  morgen 
God  Zelf  beschermt  u  !  doe  wat  is  recht. 

>oe  wat  is  recht,  de  kluisters  —  zij  breken. 
G-een  slaafsche  vrees  vervult  meer  ons  hart, 
Gesterkt  door  de  hoop  gaan  we  voort  naar 

die  streken, 


—  54  — 

Waar    waarheid    gebied    voert  ;  doe  wat  is 

recht. 
Koor:  Doe  wat  is  recht,  enz. 

Doe    wat    is  recht,  wees  getrouw  steeds  en 

moedig ! 
Voorwaarts,    spoed  voorwaarts,  de  kroon  is 

in  't  zicht! 
Uwe  verlossing,  zij  nadert  zeer  spoedig. 
Zegening    wacht  u ;  doe  wat  is  recht ! 
Koor;  Doe  wat  is  recht,  enz. 


LIED  45. 

Wijze:  Alles  moet  voor  Hem  zich  buigen. 

xVomt  weer  vrij  en  ongedwongen, 
Lustig  uit  de  borst  gezongen ; 
Vroolijk  ons  te  zaam  geschaard, 
't  Geldt  het  hoogste  goed  op  aard. 

't  Is  de  vrijheid,  die  wij  eeren. 

En  —  wie  haar  ook  moog'  ontbeeren,  — 

Hier  op  Sions  dierb'ren  grond, 

Jaren  lang  te  prijken  stond. 


—    DO    — 

Ja,  gekocht  door  't  bloed  der  vad'ren, 
Dat  ook  ons  nog  vloeit  door  d'  ad'ren 
Bloeit  zij,  trots  der  boozen  macln, 
Nog  met  jonge  frissche  kracht. 

Dus,  wat  immer  moo»-'  gebeuren, 
't  Zij  wij  juichen,  't  zij  wij  treuren, 
Wars  van  zond'  en  slavernij, 
Ons  de  vrijheid  dierbaar  zij! 

LIED  46. 

Wijze :  „Wacht  o  mijn  ziele." 


W« 


ees  gij  stil,  mijn  ■/  iele, 
Verlaat  u   op  den    Heer. 
Wat  u  ook  ontviele, 
Uw  Heiland  nimmermeer. 
Blijf  onversaagd,  want  de  morgen  daagt 
Van    uw  zaal'ge  toekomst,  Die  brengt  meer 

dan  gij  vraagt. 
Nog    slechts    een    wijle,    En    gij  smaakt  de 

vreugd, 
Dat    uws    Heilands   komste,     uw    ziele  ver- 
heugt. 


—  5b'  — 

Verblijd   u  dan  mijn  ziele, 

Gerust  in  u  Heer, 

Want  wat  wijk  of  wiele, 

Gods  trouw  neemt  geen  keer. 

Wie  u  al  verliet,  God  begeeft  u  niet 

En    uwe   vertroosting    Blijft   Hij    trots    all' 

verdriet. 
O,  dierbre  Heiland,  Kom  spoedig  kom, 
En    neem    Uwe  plaats  *n,  Als  onze  Bruide- 
gom. 


LIED  47. 

Wijze:  „Oostenr.  Yolksl." 

/Afgezonderd  tot  Gods  erfdeel 
Als  des  Heilands  naamgenoot  ; 
Is  't,  mijn  hart,  u  niet  voldoende 
In  den  grootsten  strijd  en  nood? 
Weet  gij  eenig  deel  te  noemen. 
Dat  dit  Heil  te  boven  gaat? 
't  Is  uw  voorrecht,  als  g'  ootmoedig 
In  't  geloof  met  kloekheid  staat. 

Afgezonderd,  Gode  als  Priesters, 
Door  Zijn  Heil'gen  Geest  bekwaam, 


—  57   — 

Om  des  zondaars  hart  te  winnen 
Voor  't  belijden   van  Gods  Naam. 
Zoo  doet  ons  de  dier'bre  Heiland, 
Deelen  in  Zijn  Priestermacht; 
In  den  levensgeest,  die  uitgaat 
Van  het  offer,  dat  Hij  bracht. 

Afgezonderd  als  verkoornen 
lot  een  heilig  Godsgezin, 
Is  ons  reeds  d  i  t  leven  Christus, 
't  Eeuwig  leven  't  rijkst  gewin. 
Weêrgeboornen  voor  den   Hemel, 
Erfgenamen  met  Gods  Zoon 
Wachten  wij  als  heilsvoleinding 
Priesterkleed  en  Koningskroon. 


LIED  48. 

Wijze  -.  Zouden  eenmaal  wij  ook  komen 


W 


eldra  zult  gij  immers   komen, 
Dag  der  grootste  heerlijkheid  ! 
Als  mij  aan  Sion's  levensstroomen, 


—  58  — 

De  staf  mijns  diorbren  Herders  weidt. 
Daar  is  gewis  de  grens  der  smarte 
Daar  kent  men  nimmer  augst  of  rouw ! 
Daar  baadt  zich  ons  oog  en  harte  ! 
In  Jezus  eeuw'ge  liefdetrouw ! 

Daar  zijn  heerlijk  groene  dalen, 

Vol  van  kleur  en  geur   en  glans, 

Daar  zijn  enkel  zonnestralen, 

Aan  een  onbewolkten    trans. 

Daar  siert  een  eeuw'ge  koningskroone, 

En  een  sneeuwwit   Priesterkleed, 

Wien  één  van  hart  met  's  Vaders  Zoone 

Hier  Zijn  schande  en  smaadheid  leed, 

O,  wat  zalig  dan  te    ontmoeten, 
Hem,  den  Heer,  door  Wien  ik  leef, 
Waar  ik,  rustend  aan   Zijn    voeten 
Eeuwiglijk  Hem  eere   geef, 
Heere,  totdat  die  dag  des  feestes 
Verschijnt  in  groote  heerlijkheid 
Wil  houden,  vol  des  Heilgen    Geestes, 
Mijn  ziel  voor  Uwe  komst  bereid. 


—  59  — 

LIED  49- 

Wijze :  „Wij  ware  op  aard  ook  enz." 

Vjrij  Ouderlingen  Israëls  vereenigtu  met  mij, 
En  redt  het  volk  des  Heeren,  waar  het  dan 

ook  zij  : 
In    "woestenij,  op  bergen,  aan  land  of  op  de 

zee 
En    neem  hun  uit  Babyion  naar  Sion    toch 

meê , 
Koor:    Babyion,    o    Babyion,  wees  nu 
van  ons  gegroet, 
Wij  gaan  naar  d'  bergen  Efraïms  volmoed. 

De    oogst   is    zeer    groot,     maar  de  werkers 

niet  veel, 
Maar  als  wij  zijn  vereenigd,  dan  vormen  w' 

een  geheel. 
Wij  verzamelen  dan  de  tarwe,  uit   het  mid- 

deu  van  't  oukruid 
Hun    brengend  der  gevang'nis  en  alle  jam- 
meren uit. 
Koor:  Babyion!  o  Babyion!  enz. 


—  60  — 

Wij  gaan  tot  de  armen  als  onze  Heiland  deed  , 
Bezoeken   de    bedroefden,    verlichten  al  hun 

leed: 
Wij  heelen  hunne  wonden,    wij  lenigen  hun 

smart 
En  leiden  hen  naar  Sion,  met  een  vreugde- 
vol hart. 
Koor:  Babyion!  o  Babyion!  enz. 


LIED  50- 

V  oor  immer  met  den  Heer ! 
Ja,  amen,  zegt  ons  hart; 
Dit  troostwoord  geeft  in  nood  en  smart 
De  hoop  en  't  leven  weer. 

Koor:  Ons  ï'oept  des  Herders  stem, 
En  volgende  op  Zijn  woord! 
Gaan    we    iederen  dag  meer  een  met  Hem! 
Een  schrede  huiswaarts  voort. 

O,  uur  van  zaligheid, 

Als  ik  het  Godsgebouw 

In  Sion  als  mijn  huis  aanschouw, 


—   61  — 

Waar  plaats  mij  is  bereid. 

Koor  :  Ons  roept  des  Herders  stem, 
En  volgende  op  Zijn  woord! 
Gaan    we  iederen  dag  meer  een  met  Hem ! 
Een  schrede  huiswaarts  voort. 

Voor  aliijd  met  den  Heer  ! 
Ons  hart,   dat  U  bekoort. 
Leeft,  lieve  Vader,  in  dit    woord 
En  geeft  U  eeuwig  eer. 

Koor:  Ons  roept  des  Herders  stem, 
En  volgende  op  Zijn  woord  ! 
Gaan  we  iederen  dag  meer  een  met  Hem ! 
Een  schrede  huiswaarts  voort. 


Alphaloetische  lijst 


DER 


LIEDEREN. 


Afgezonderd    tot   Gods  erfdeel     .     .  No.  47 

Beveel    gerust  uw  wegen     .    .     .     .  „     11 

Broeders  moedig  't  kruis  gedragen  ,  „     29 

Dat  ons  hart  U  mag  behooren    .     .  „       6 

De  dorre  vlakte  der  woestijnen        .  „     12 
De  geest  uit  de  hoogte,  als  vuur 

en    als  vlammen ,,     19 

De    morgen    daagt  en  de  schaduw 

vliedt ,  „       1 

Doe  wat  is  recht,  de  dag  is  aan- 
brekend • ,  „     44 

Eere  de  man,  die  spreekt  met  Je- 
hova      „27 

Gedankt  zij  God,  Zijn   Naam  zij  d' 

eer „38 

Goedertieren  is  de  Heer .,16 


—  63  — 


God,  hoog  in  eer  en  groot  van  macht 
Gij  Oudei'lingen  Israëls,  vereenigt 

u  met  mij 

Halleluja,  reisgenooten.  juicht  Ema- 

nuël  ter  eer.    ....... 

Heel  de  wereld  ligt  in  't  duister . 
Heft  aan,  verheugt  u  al  te  zamen 
Heils-toezegging  is.  ons  't  teeken  . 
Hoe  heb  ik  dierbre  Heiland.  .  . 
Hoe  zal  ik  U  naar  waarde  prijzen 
In  welk  een  oord  men  Broeders 

vindt 

Ik  ga  nu  op  naar  Sions  top 
Is  lijden  hier  uw  deel.     .... 
Jezus  is  mijn  goede  Herder.     .     . 
Jezus  is  mijn  Heer  en  Koning     . 
Juicht,  Heiligen  juicht,  wij  trekken 

op  naar    Sion 

Kom  Heilige  Geest,  daal  neder  . 
Komt  allen  die  looft  Emanuëls 

Naam 

Komt  weer  vrij  en  ongedwongen 
Laat  de  lampen  helder  lichten     . 
Looft  God,  o,  Broeders  zijt  verblijd 
Luister  en  glorie  voor  Sions  blijde 

morgen 


No  26 


49 

25 
43 
32 
36 
24 
2 

10 
37 
14 
3 
22 

23 
5 

13 

45 
41 
3i 

30 


—  64  — 

Luistert  gij  sterveling!  st..  wees  stil  No.  10 
Mijn  hart  is  sterk  door  Jezus 

macht „  20 

O,  Jezus,  Gij  gever „  i 

O  rnijn  vader,  Gij  die  woont  .      .     .      .,  15 

O,  zaalge  ure  van  gebed  ..,.,,  18 
Slaat  d'  oogen  naar  't  gebergte 

henen „  17 

Straks  groeten  wij  de  Sionsstranden    ,,  8 

Triomf,  de  Heer  volbrengt  Zijn   werk  ,,  21 

Uw  Naam  zij  dank.  o  Heiland  en  Heer  ,,  81 

Ver  boven  't  prachtig  sterren  dak  .     „  39 

Voor  immer  met  den   Heer,      .     .     .     ,,  50 

Weldra  zult  gij  immers  komen     .     .     ,,  48 

Weest  gij  stil,   mijn  ziele     ....,,  46 

Wees  niet  vervaard,  gij  kleine    stoet.    ,,  35 

Weest  gezegend,  trouwe  boden  „  9 
Wilt  's  levenstijd   steeds  recht 

waardeeren ,,  28 

Wij  danken   U  Heer  voor  Uw  profeet.    ,,  '.Yó 

Zegt  ons,  Heiligen,  waarheen  gaat  gij  ?   ,,  42 

Zoete  nacht,  zoete   nacht     ......  7 


H